Het begin van een nieuw boek schrijven is niet makkelijk. Sterker nog, het kan soms best beangstigend zijn.
Deze week startte ik met het schrijven van de allereerste versie van mijn nieuwe boek. Mijn huidige manuscript ligt bij de uitgever ter beoordeling, dus dat schept ruimte voor iets nieuws. Toch heeft het me wel een heel aantal weken gekost om die eerste zin op papier te zetten.
Herken je dat? Je hebt (misschien) al een mooie outline liggen, maar je vraagt je af of dat genoeg is? Wordt het wel zo goed als je in je hoofd hebt? En wáár begin je eigenlijk? En welke zaken kan je maar beter voorkomen?
In dit blog deel ik 12 tips om in je achterhoofd te houden wanneer jij daadwerkelijk jouw boek schrijven gaat. Ze hebben betrekking op de eerste akte (ook wel: inleiding) van je verhaal.
1. Start met een hook die de lezer direct bij de keel grijpt
Kies een scène uit, een moment, een beginzin, een situatie die dringende vragen oproept, de introductie van een aansprekend personage of wat ook maar. Kortom, iets wat de lezer direct vasthoudt en dwingt om verder te lezen. Weet ook: soms lezen uitgevers alleen maar de eerste pagina van je manuscript. Dit begin moet dus onweerstaanbaar zijn!
2. Voorkom een infodump
Een infodump riskeer je wanneer je in de eerste hoofdstukken te veel achtergrondinformatie geeft; over de setting of het land waar je verhaal zich afspeelt, over het levensverhaal van je personage, enzovoort.
Natuurlijk mag je hier en daar best iets van details laten vallen, want de lezer heeft natuurlijk wel houvast nodig.
Maar start vooral met actie en spanning! Je hebt straks nog een heel middenstuk om je setting en personages uit te diepen.
3. Introduceer de belangrijkste personages.
De lezer wil graag weten met wie hij in jouw verhaal te maken krijgt. Geef je belangrijkste personages een stem in de eerste hoofdstukken van je verhaal, zodat wij als lezer alvast weten wat we aan ze hebben, waar ze staan, wat hun doelen, verlangens en dominante eigenschappen zijn.
4. Hierop volgend: introduceer ook de arena’s (locaties) waar je boek zich afspeelt.
Het kan voor de lezer fijn zijn als bepaalde locaties geregeld terugkomen, omdat dit herkenning biedt. Wanneer je fantasy schrijft, speelt de setting natuurlijk al helemaal een belangrijke rol. Je wilt dat je lezer in de eerste akte zo verliefd wordt op deze wereld dat ze deze nog lang niet willen verlaten.
Maar nogmaals: voorkom dat je je hierin verliest en hele pagina’s aan omschrijvingen creëert. Dat verlaagt de spanningsboog en dat wil je natuurlijk voorkomen!
5. Geef je hoofdpersoon (en eventueel de belangrijke bijpersonages) een bewust en onbewust doel.
Geef ze iets om voor te vechten. Wat is hun verlangen, waar zijn ze naar op zoek? Wat hopen zij aan het eind van het verhaal te hebben behaald?
Een bewust doel is iets heel concreets, het vormt jouw belangrijkste plotlijn (denk aan die ene gevaarlijke vijand die je hoofdpersoon moet verslaan).
Een onbewust doel is meer een mentaal iets: waar streeft je karakter naar, hoe is hij aan het eind van het boek veranderd? (Liefde, (h)erkenning, iets om voor te leven, macht, vrijheid?)
6. Gebruik dit als leidraad: de eerste akte omvat ongeveer 25% van je eerste verhaal.
In dit eerste stuk werk je toe naar de allerbelangrijkste plotpoint in je boek: een situatie waardoor je lezer níet meer terug kan naar hoe zijn leven hiervoor was. Dit heet de point of no return. Kies een gebeurtenis die ervoor zorgt dat je personage in de richting van de uiteindelijke confrontatie geduwd wordt; iets waardoor je verhaal in een stroomversnelling komt.
7. Kies een sterke beginzin
Ik noemde het kort al even, maar de persoon die jouw manuscript als eerste in handen krijgt (er in dit scenario even vanuit gaande dat je je zinnen hebt gezet op een uitgeverij → dit hoeft natuurlijk niet, hè), leest soms alleen maar de eerste pagina. Soms niet eens, soms eindigt het al na je publicatievoorstel. En soms na je eerste alinea!
Kortom, trek de aandacht met die belangrijke allereerste zin. Pijnig je je hersenen hierover. Of heb een beetje geluk, als-ie er misschien zo uit floept.
Maar wees ook lief voor jezelf: schrijf eerst, ga pas later met die zin knutselen. Anders kom je nooit verder.
8. Schrap alles wat niet bijdraagt aan je belangrijkste plotlijn.
Hoe vaak zie ik als redacteur in de manuscripten die ik van feedback voorzie niet onnodige scènes en beschrijvingen? Alles wat geen spanning oplevert, haalt de spanningsboog omlaag (logisch hè :p).
Met spanning bedoel ik overigens niet dat een scène je ‘bang’ moet maken of je op het puntje van je stoel moet laten zitten. Spanning is ook iets dat je meesleept of ontroert of nieuwsgierig maakt of aan het denken zet. Er moet iets gebeuren!
Geloof me, dit kun je echt beter voorkomen:
• je scène starten met een wekker die afgaat;
• uitgebreide beschrijvingen geven van welke outfits je personages dragen (tenzij het echt iets specifieks zegt over je karakter);
• uitgebreide beschrijvingen geven van ochtendrituelen (’Amber maakte zich klaar en ging naar haar werk’ volstaat);
• uitgebreide beschrijvingen geven van school- of werkdagen, waarin niets bijzonders gebeurt;
• dialogen tussen personages, waarin we niets prikkelends over hen leren (’Hoi!’, ‘Hoi’, ‘Hoe gaat het?’, ‘Goed, met jou?’, ‘Ook goed’, ‘Doei!’, ‘Ja, doei’ → oké, ik chargeer natuurlijk een beetje, maar je begrijpt wat ik bedoel, toch?);
• Te uitgebreide activiteiten van wat je karakter op een dag nog meer doet, die verder geen doel hebben in het verhaal (Piet ging nog even naar de winkel, waar hij een strijkijzer kocht, daarna liep hij met de hond een rondje door het bos, toen hij terug was ging hij zijn overhemden strijken, daarna ging hij eten klaarmaken, hij at nasi met kip en ei en kroepoek, daarna moest hij nog even de afwas doen, toen ging de bel → je begrijpt wel, dit is de verkorte versie, en alsnog saai).
9. Geef de lezer vragen en mysteries die later beantwoord zullen worden.
Want inderdaad, dit maakt dat je lezer aan je lippen hangt! Introduceer dus niet alleen je karakters, setting en arena’s op een interessante manier, maar drop in deze scènes zo nu en dan een hint die je lezer aan het denken zet over wie of wat of waar of waarom. Dit geeft je scènes direct een belangrijk doel.
11. Show, don’t tell.
Oké, dit is natuurlijk meer een algemene tip, maar wel een heel belangrijke om direct vanaf het begin af aan toe te passen. Dus. Maak vergelijkingen. Geef details. Beschrijf bijvoorbeeld niet alleen de kleur haar en de kleur ogen van je personage, maar licht juist de opvallende kenmerken uit.
Schrijf verder niet alleen ‘mooi’, ‘lelijk’, ‘groot’, enzovoort, maar beeld uit! Wat is ‘mooi’ dan? En hoezo is het huis aan de overkant ‘groot’? En waaraan herken ik als lezer dat zij er ‘bang’ uitziet? Of dat hij zich verdrietig voelt?
Tip: Pinterest. Heb jij geen idee hoe je iets moet beschrijven? Grote kans dat je er zelf niet eens een goed beeld van hebt. Zoek je thema op op Pinterest en omschrijf wat je ziet!
Nog even een persoonlijke note: show, don’t tell is een hulpmiddel, het maakt niet heilig.
Ik heb een keer een manuscript geredigeerd waaruit alle ‘gevoel’ was verdwenen, omdat de auteur geen bijvoeglijk naamwoorden meer durfde te gebruiken, nadat ze dit advies van een schrijfcoach gekregen had. Het resultaat: alles werd zakelijk en rationeel. Het is een kwestie van balans, dus!
11. Over balans gesproken: zorg voor een goede afwisseling tussen actie, dialoog en verloop van tijd.
Met verloop van tijd bedoel ik de tussenscènes die je schrijft om van het ene naar het andere moment te komen of om je karakters uit te diepen. De ‘pauzes’ tussen de actie in, zeg maar.
Alle drie deze elementen zijn belangrijk in een verhaal. Alléén maar dialoog maakt een verhaal razendsnel — zo snel soms, dat je het als lezer niet meer kunt bijhouden. Er wordt alleen maar gepraat. Zelfs te veel actie kan saai worden. Want zonder dialoog leer je de vertelstem van je karakters niet kennen. Bovendien zorgt dialoog voor een heel ander leesritme.
En ja, af en toe is er ook tijd voor omschrijvingen van de setting en voor ‘pauzescènes’ om de lezer op adem te laten komen. De kunst is om dit goed af te wisselen.
Hoe? Helaas is dit echt een kwestie van gevoel en ervaring. Hoe langer je schrijft, hoe meer je gaat aanvoelen wanneer het tijd is voor het een of voor het ander.
12. Last but not least: start niet aan het begin van je verhaal, maar val er middenin.
Want je hebt gedurende je verhaal genoeg tijd om beetje bij beetje aan je lezer te vertellen hoe je personage op dat bepaalde punt geraakt is.
Te veel knoeien met de chronologische volgorde zou ik niet per se adviseren, maar creatief zijn en af en toe een terugblik in je verhaal opnemen (lees: terugblik, ik bedoel hiermee geen uitgebreide flashback, maar een herinnering die de lezer overpeinst), maakt het interessant en roept vragen op.
Ik weet het, een boek schrijven is niet makkelijk, zeker het allereerste begin niet. Toch hoop ik dat deze tips je helpen om er het beste uit te halen!
Wil jij graag een boek schrijven? In dit blog geef ik je nog meer tips die je op weg helpen en die je voorbereiden op dit spannende en grote project (want ja, een boek schrijven doe je nu eenmaal niet zomaar even).
Heb jij behoefte aan persoonlijke begeleiding? Tijdens mijn TRAJECT MANUSCRIPTBEGELEIDING werk ik samen met jou in +/- zes maanden toe naar een allereerste versie van jouw verhaal. De hele maand juni geldt er een korting op dit traject van 20% (vraag naar de voorwaarden)! 🙂
Let me know! Welke van deze tips zijn nieuw voor je? Of heb je misschien juist nog waardevolle aanvullingen?
Deel je antwoord in de comments! <3